35
Lea Laurelius lag op bed met haar gezicht naar de ruwe muur, een doelbewuste houding die hopeloosheid uitdrukte. Ze hoorde de geluiden van voetstappen ver weg en het akelige geluid van zware deuren die dichtsloegen. Ze had antwoord gegeven op alle vragen, maar niemand was geïnteresseerd geweest in haar vragen. Die lagen dicht opeengepakt bij elkaar, samengeperst door hun eigen gewicht. De lange politieagent… Ard… had onderzoekend naar haar gekeken vanachter zijn geroutineerde façade. Ze had zijn vastbeslotenheid, maar ook zijn twijfel gezien.
Ze was meegereisd naar de hel. Wat moest ze doen als de bestemming tijdens de reis werd gewijzigd, niet geleidelijk en met tijd om zich aan te passen, maar onmiddellijk en overrompelend? De noodrem was uiteindelijk de enige manier geweest.
Wanneer zou ze haar dochter weer zien? De laatste tijd had ze het gevoel gehad alsof ze dichter naar elkaar toe waren gegroeid. Aan het begin van Jeanettes puberteit was het lastig geweest, dat was normaal, maar er hing ook een donkere wolk boven haar, ze deed dingen alsof ze meer wist dan ze kon weten. Het was een tijdlang beter gegaan, maar daarna was het weer slechter geworden. Ze bleef nachten weg en ze had haar op een nacht in een flat in Lunden gevonden, in gezelschap van twee jongens die onder invloed waren.
Daarna ging het alleen maar slechter, de moederrol was alleen nog een naam. Jeanette had er niet over willen praten, maar Lea begreep dat de jongens tijdens de pauzes bij school rondhingen.
Ze had harder moeten vechten, ze wist immers dat het heel dichtbij was. Ze had er iets aan kunnen doen.
In Jonathan Wides ogen had ze iets gezien waar ze meer over wilde weten. Had hij de kracht om haar dochter te helpen? Ze kon aan niemand anders denken, en dat maakte haar bang.
Het meisje wilde in beweging blijven. Hij startte de motor van de oververhitte 242 en ze reden de stad uit.
‘Wil je niet naar zee?’
Ze zat met haar hoofd in de wind van het halfopen raam, het haar danste wild om haar hoofd en voor haar gezicht. Haar kleren waren gekreukt, alsof ze erin had geslapen.
‘Nee. Ik geef niet meer om de zee.’
De hemel was helder, de wolken die hij had gezien waren boven Vinga vervaagd.
Ze reden door de Gnistängstunnel en daarna wees ze naar links.
‘Sla hier af.’
Hij reed over het spoor naar het oude centrum van Kungssten en ze reden even later onder een snelwegviaduct door. Hij was een fractie van een seconde verblind toen ze het licht weer in reden.
‘Rij hier rechtdoor.’
Ze reden via het Sannaplein naar de Fridhelmsgatan en sloegen rechts af naar de Västra begraafplaats. Wide zag dat de Sankt Matteus-kapel de zonnestralen reflecteerde.
‘Kun je hier ergens stoppen?’
Ze maakte een zwak gebaar met haar hand naar de stoep. Jonathan Wide sloeg rechts af bij de bloemenwinkel en vond een parkeerplek in de schaduw van een boom. Ze stapten uit.
‘Ik wil hier iemand bezoeken.’
‘Mag ik met je mee?’
Ze haalde haar schouders op en begon naar de begraafplaats te lopen. Wide wachtte tot een man en een vrouw waren gepasseerd. De vrouw droeg een bos gele rozen waarvan de bladeren waren verschrompeld door de warmte, de man had een krans vast die naar bos rook. Het glanzende witgele lint fladderde tegen zijn linkerbeen. Hij droeg een donker pak dat waarschijnlijk lange tijd ongebruikt in de kast had gehangen, in afwachting van dit moment.
Jeanette Forsell liep naar de familiegraven, met hun rijen met namen en jaartallen. Wide liep nu naast haar. Ze liep langs de kapel en over een smal pad naar een rij stenen in de schaduw van een eik. Ze stopte voor een van de graven, de steen was glanzend wit. Op het graf stonden een paar kleine jeneverbesstruiken, verse lelies in een vaas en een brede kandelaar van gietijzer met een kaars die vaak had gebrand.
Ze keek naar de steen en Wide las:
karolina mörk
8.6 1975 – 15.1 1993
Ze keek met droge ogen naar hem. Hij zag haar smeekbede. Waarom dacht je dat ik hiernaartoe wilde. Hierom.
‘Je vriendin?’
Ze knikte en draaide haar gezicht naar de grafsteen.
‘Je kon het niet accepteren.’
Ze schudde haar hoofd.
‘Nee. Hoe moet je zoiets accepteren? Hoe kun je zoiets verdragen?’
‘Weet je moeder… weet Lea dit?’
Hij liep naar haar toe en legde voorzichtig een hand op haar arm. Die voelde hard onder de dunne bloes.
‘Ik weet niet hoeveel ze weet. Ik heb niets gezegd… nog niet. Maar het gaat niet langer… Ze kan daar tenslotte niet blijven zitten.’
Ze lachte en begon daarna te huilen.
‘Je wilde… erbij zijn…’
Ze keek naar Wide. Ze waren ongeveer even lang, maar hij voelde geen behoefte zich uit te rekken.
Ze vertelde in het kort dat ze schuldig was. Ze had hem evengoed vermoord.
‘Is het niet verschrikkelijk? Maar ik wilde zien dat… dat het werd gedaan. Hoewel ik het moment zelf… waarop het gebeurde… niet zag. Maar daarna…’
‘Hoe voelde dat?’
‘Het voelde verschrikkelijk, maar ook mooi. En het is ook verschrikkelijk, maar hij was een monster.’
‘Een mens doden is een uiterste daad.’
Jeanette Forsell boog haar hoofd. Een mees hopte vastbesloten naar haar voeten.
Toen ze weer begon te praten klonk ze als een telefoonbeantwoorder.
‘Hij… hij probeerde zich aan me op te dringen… Het gebeurde een paar keer, maar uiteindelijk stopte hij ermee…’
‘Heb je dat aan je moeder verteld?’
‘Als het doorgegaan was… Maar hoe vertel je zoiets?’
‘Soms is het nodig.’
‘Mijn moeder begreep dat ik niet met hem kon leven. Ik geloof dat ze dat al heel snel doorhad.’
Hij liet haar arm los.
‘Hoe zit het met de anderen?’
‘De anderen?’
Wide keek naar haar.
‘Degenen die erbij waren.’
‘Ik zeg niets meer. Het was mijn idee.’
‘Iemand moet hem net zo gehaat hebben als jij. Misschien nog meer.’
‘Is dat mogelijk? Maar… ja, dat klopt.’
‘Iemand in de familie Mörk?’
Ze gaf geen antwoord.
‘Dat komen we toch snel te weten.’
‘Wé? Aan wiens kant sta je eigenlijk?’
Hoe moest hij daar antwoord op geven? Je hebt de wereld bevrijd van iemand die velen de dood heeft ingejaagd, en dit is de manier waarop we je belonen? Hoe moest ze de maatschappelijke ethiek begrijpen als die zo vaak opzij werd geschoven? Een keten van misdaden.
Ze begon weer te praten.
‘Ik ken de wet. In een land waarin… Híj heeft ervoor gezorgd dat de drugs bij… ons kwamen, bij kinderen. Karolina was niet braaf, ze wilde altijd dingen proberen, maar het ging zo snel en het was zo gemakkelijk te krijgen. Een keer nam ze te veel. Later zeiden ze dat het te zuiver was geweest.’
‘Hoe weet je dat Georg Laurelius ervoor zorgde dat ze het kreeg?’
‘Ik heb het met mijn eigen ogen gezien.’
‘Verkocht hij het rechtstreeks aan haar?’
‘Hij gaf het aan de jongen die het aan haar verkocht. Dat weet ik.’
Wide geloofde haar.
‘Haar broer?’
‘Ww… wat?’
‘Haar broer, Karolina Mörks broer. Hij was er die ochtend bij.’
Jeanette Forsell gaf geen antwoord en dat was het enige mogelijke antwoord.
Hij pakte haar schouders voorzichtig vast en ze begonnen naar het hek te lopen. Wide herkende het stel van daarnet. Ze zagen er jonger uit nu ze waren bevrijd van de krans en de bloemen. De man hield de hand van de vrouw vast terwijl ze voor een graf stonden dat in de schaduw van hun lichamen lag.
Björcke voelde onrust, maar hij wist dat dat minder zou worden. Hij had bericht over de inval gekregen, had er een tijd over nagedacht en had het in een andere vorm doorgegeven. Hij zag zichzelf graag als een veredelaar: van goederen of van mededelingen.
Er was geen reden om uit het raam te springen. Hij wist dat iedereen zou zwijgen, het leven ging tenslotte verder na de tijd achter gesloten deuren. Of het stopte heel snel ervoor. Verraders leefden niet lang. Wie zou iets durven te zeggen?
Het andere was erger geweest. Hoeveel prestige wilde hij aan het eind overhouden? Had hij zijn laatste kans gepakt om de held te spelen, zonder namen te noemen? Had hij een poging gedaan om zichzelf te ontlasten? Dat de dienstwapens van de politie zo slecht werkten!
Holte was een probleem, geen catastrofe. Een probleem dat opgelost kon worden. Het werd alleen iets duurder.
Sten Ard dronk bier met een gevoel alsof het de eerste keer was. Hij zette de watersproeier aan, hoewel dat niet mocht. Daarna ging hij midden in de stralen staan en deed alsof het regende. De fles in zijn hand was groot en koel. Zijn kleren plakten om zijn lichaam.
Maja Ard kwam de veranda op en draaide de kraan dicht.
‘Dank je.’
‘We lijden allemaal onder het watertekort.’
Ze keek naar hem, hij zag eruit als een man die overboord was gevallen en nu aarzelend omhoog klom.
‘Ga je je omkleden?’
‘Heeft dat zin?’
‘Dat is afhankelijk van hoe je wilt dat het vervolg eruitziet.’
‘Is dat er?’
Sten Ard trok zijn kleren uit in de bescherming van het lattenwerk, tilde zijn vrouw op en droeg haar naar de slaapkamer. Hij bleef zo lang mogelijk bij haar, in haar. Na afloop voelde hij zich kalm, alsof hij uit het net was gekropen dat de hele dag om hem heen had gezeten.
‘Je lichaam wordt zacht als je ontspannen bent.’
Ze zag de uitdrukking op zijn gezicht en lachte.
‘Na afloop, dus.’
‘Is dat niet de bedoeling?’
‘Jawel, maar je ontspant veel te weinig.’
‘Hoe moet ik dat vertalen?’
‘Roll me over, lay me down and do it again.’
Na de tweede keer voelde hij dat hij een paar knopen had losgemaakt waarvan hij niet had geweten dat hij ze had.
‘Je moet meer ontspannen.’
‘Maar lieve Maja, ik kan…’
‘Deze keer bedoel ik dat niet. Seks is een uitstekend middel om je te ontspannen, maar het lichaam geeft andere signalen waarnaar je moet luisteren.’
‘Er zijn ergere middelen om me te ontspannen.’
Ze ging zitten en trok de dikke, witte badjas naar zich toe die over een stoel van gepolijst bamboe hing.
‘Het wordt steeds erger, Sten.’
Wanneer hadden ze die stoel gekocht? Welke reis had die gemaakt, en met welke inhoud? Misschien had hij hem gekocht voordat… Moest hij hem bekijken?
‘Gisteren had de Posten een groot artikel over de “overdreven geruchten over heroïne op scholen”. Je kunt je afvragen wat ze daarmee beogen.’
‘Is het gerucht dan niet overdreven?’
‘Hoe kan zo’n gerucht overdreven zijn? Alleen het feit dat het gerucht er is, maakt het sensationeel.’
‘En als het niet meer dan een gerucht is?’
‘Precies, daar hebben we het. Door “gerucht” te schrijven zwakken ze de ernst van de situatie af.’
‘Het is dus meer dan een gerucht.’
‘Het is de pure, afschuwelijke waarheid. Het is geen marginaal fenomeen, wat op zich ernstig genoeg zou zijn. Het is een gerucht over een gerucht.’
‘Een mythe die geen mythe is?’
‘Ja.’
Ze ging naast het bed staan. Er gleed een schaduw over haar gezicht.
‘Leeft Sven Holte nog?’
‘Ternauwernood.’
Hij zag dat ze de badjas aantrok. Haar lichaam was iets zwaarder, maar nog net zo vertrouwd als vroeger, de borsten recht na een leven zonder beha.
‘Ik ga douchen. Trouwens, dat vergeet ik helemaal, Jonathan heeft gebeld.’
‘Waarom heb je dat niet gezegd?’
‘Daar had ik geen tijd voor.’
Hij hoorde een auto langsrijden achter het slaapkamerraam, de banden maakten een geluid op het asfalt alsof je plakband van een vel papier trekt. Hij rekte zijn ontspannen lichaam uit en ging op de bedrand zitten.
‘Het maakt niet uit. Ik weet wat hij wil zeggen.’
Hoe lang had het Wide gekost om erachter te komen? Of had hij het al veel eerder begrepen?